Natuurlijke
voeding De beroemde geleerde Hippocrates, leerde 2000
jaar geleden aan allen die hem ter verlichting van hun lijden en hun
zielsproblemen raad vroegen wat een gezonde samenstelling voor het
dagelijks voedsel zou dienen te zijn. Het vandaag de dag veel gebruikte
woord "dieet", is nog afkomstig van de oude Grieken (diaite) en het betekent letterlijk: "natuurlijke
levensordening". Om gezond te
worden en te blijven is het belangrijk om natuurlijke voeding
te gebruiken, en te leven volgens de natuurwetten. Deze wetten zorgen
ervoor dat onze weerstand verhoogd wordt, en wij immuun worden voor
ziekten. Maar zelfs de beste voedingsleer kan zonder stimulering ons
niet behoeden, als we niet een juiste ademtechniek gebruiken en minstens
eens per dag een wandeling maken in de frisse lucht, alsmede aan bewegingsgymnastiek doen. Maar ook is
een goede lichaamsverzorging van groot belang. Hoe beter onze
huidreactie hoe gezonder wij zijn. Verder is onze houding van belang, omdat
een gekromde ruggengraat en een scheve hals de krachtstromen niet meer
geleiden vanuit de aarde en de kosmos. Waardoor we een tekort aan
kosmische levensenergie krijgen. Naast inspanning is ook rust nodig, als we
de gehele dag inspannend bezig zijn verkrampen wij, en alleen door
ontspanning kunnen wij met een goede nachtrust de verbruikte energie weer
aanvullen. Naast onze
lichamelijke verzorging hebben wij ook "geestelijk"
voedsel nodig, want ons lichaam is een instrument van de Geest. Als wij ons
zelf niet goed verzorgen en gadeslaan, kunnen wij ook anderen niet goed
liefhebben en verzorgen. Door te weinig inzicht in de grote wet der Liefde
ontstaan disharmonie in de menselijke betrekkingen onderling, en als we
oorzakelijk verband van gebeurtenissen in het leven gaan zien, zullen we
ook ziekte, verdriet en dood beter gaan begrijpen. Dan wordt het ook
gemakkelijker te begrijpen wat Hermes bedoelde met "Zo boven, zo
beneden", ofwel de microkosmos is een spiegelbeeld van de macrokosmos.
Als de cellen
van ons lichaam in onderlinge harmonie met elkaar zijn, werken onze
krachten harmonisch en is ons hart weer in verbinding met het Grote
Hart van alle bestaan. Daarom is het ook van belang welk voedsel wij
kiezen, omdat het niet alleen onze honger moet stillen, maar door
middel van het opgenomen zonne-energie zullen ook de cellen van ons lichaam
zich vernieuwen en zich opbouwen. www.universelevrede.nl
auteur
Antoinette Meesters
Er is momenteel een groot aanbod aan voedingsmiddelen die ondergedompeld zijn in niet lichaamseigen stoffen. Vanaf de prille groei geteeld in chemisch verrijkt grond, totdat het plantaardig voedingsproduct op onze tafels beland, heeft het verschillende behandelingen ondergaan van kunstmest, bespoten met pesticiden, en insecticiden en worden vervolgens met chemisch middelen tot kleur-, houdbaarheid-, verbetering van de smaak, en nog veel meer stoffen. Met zout en suiker wordt scheutig omgegaan in diepvries maaltijden sappen en limonades.
Laten we niet de bio
industrie vergeten de dieren, die nog steeds onnodig behandeld worden
met medicijnen als antibiotica en groeihormonen. En de dieren die het daglicht
nauwelijks te zien krijgen en/of mishandeld worden. Het respectloos omgaan en
behandelen, heeft een negatief effect op onze gezondheid, omdat wij o.a.
de pijn van de dieren en de lichaamsvreemde stoffen tot ons nemen. Maar
ook komen voedsel producten vaak van ver, zijn niet altijd seizoengebonden, en
niet meer vers, of voeding wordt ontdaan van de belangrijkste
voedingstoffen. Akkers putten uit door de eentonigheid, er is weinig
diversiteit.
Dit is nog maar een kleine greep uit
het verhaal over de tekortkomingen van onze voeding. maar ook gebruik van
medicijnen door onszelf veroorzaakt een tekort aan vitaminen. Dan is er nog milieu
vervuiling, voeg nog de andere chemicaliën toe aan het voedsel dat we eten. Het
gevolg is dat voedsel niet alleen voedingsstoffen maar ook giftige
stoffen bevatten, die ons lichaam extra belasten. De toxische
overbelasting is gevaarlijk, en wordt beschouwt als de oorzaak
van veel geestelijke en lichamelijke gezondheidsproblemen. Belangrijk is dat u
de kennis van gezonde voeding tot u neemt, om zo te komen tot een geestelijk en
lichamelijk welzijn.
Omdat een groeiend aantal mensen lichamelijke
klachten ondervinden als: hart-, vaat-, bloed-, maag-, darm-, stofwisseling,
spijsvertering-, zenuw-, en geestesziekten alsmede verstoppingen,
diaree, reuma, kanker,
ons dwingen aandacht te gaan schenken aan onze voeding.
Alle genotsmiddelen, als koffie,
thee, snoep, chocolade, alcohol, rookwaren, daarnaast onvolwaardige voeding
als, verkeerde vetten, gedenaturaliseerde producten als witte meel, witte
suikers, teveel vlees, en het overmatig consumeren van fastfood, zijn
verantwoordelijk voor bovenstaande kwalen.
En dit komt niet alleen door het nuttigen
ervan, maar ook door de onbekendheid met de juiste voedingsgewoonten, en
de juiste seizoenen, waar is het gebruik van volwaardige producten als granen
groenten, fruit, noten, kiemen zaden, wieren, algen, ed. Een lichaam kan alleen
sterk en gezond zijn wanneer er de juiste voedingsmiddelen in de juiste
samenstelling bereid worden.
Hoe belangrijk de toebereiding van
natuurlijke voeding ook zijn, toch zijn er enkele factoren voor de vertering van
het voedsel om even naar voren te halen: Voor een goede stofwisseling en
doelmatige vertering van het voedsel is beoefening van een rustige diepe
ademhaling, bijvoorbeeld bij elke 14 stappen 7 tellen achtereen in en 7 tellen
uitademen een goede hulp om ons voedsel naar waarde te benutten. Ontbreekt
hiervoor onze tijd, dan zijn een paar ademoefeningen voor het eten prima.
Weet u nog dat in onze kringen voor de maaltijd gebeden werd? Een tafelgebed
bekend bij Mazdaznan op een uitademing gesproken,
trekt ook meer zuurstof aan, wat nodig is voor goede spijsverteringsprocessen.
Dank de hemel, dank de aarde,
opdat ieder blij aanvaarde heel de milde overvloed, Die het leven juichen doet.
Dank de hand ook die bereid heeft, Wat de dis ons heden schenkt.
Eet als iemand die de tijd
heeft.
Eet met vreugde en bedenk, dat slechts dat ons steunt en schraagt wat de wijding in zich draagt.
Verder is het belangrijk dat u goed
doet kauwen, ons voedsel zal beter verteren en we zullen minder nodig hebben,
dan wanneer wij haastig schrokken, waardoor het speeksel geen gelegenheid
krijgt de eerste fase van het spijsverteringsproces op gang te helpen. Ook een
prettige stemming aan tafel is van belang, een ruzieachtige stemming of wanneer
wij niet geconcentreerd zijn op het voedsel beïnvloedt het gehele lichaam dus
ook de spijsverteringsorganen, en draagt bij tot het veroorzaken van een
kramptoestand, zodat de werking van maagklieren en buikspeekselklieren worden
belemmert.
www.universelevrede.nl
Auteur: Antoinette Meesters
De geschiedenis van
voeding
Melk
De wetmatigheid van voeding
Wat heeft dit alles met voeding te maken?
Het intus-susceptieproces
Bijbel en wetenschap over zaad
Transsubstantiatie
Leukokytos
Kosmische voeding
De
mens als drieledig wezen
Melk en honing
Lelie en roos / Graan en fruit
De oorsprong van de graancultuur
De zeven granen
Steiner’s cultuurperioden
Bronnen
Melk:
Deze oeroude volkeren hielden dieren
en voedden zich met de melk daarvan. Melk is helemaal de oudste menselijke
voeding. Het is het product van een levend bezield organisme, waarbij de melkproductieorganen
zich ontwikkelen in samenhang met de voortplanting. De voortplanting staat
onder invloed van de maanritmen (menstruatie). Daardoor hangt ook de
melkproductie met het maanprincipe samen. Melk bevat alles wat een groeiend
organisme nodig heeft, het is een volwaardig voedingsmiddel, een synthese van
eiwit, vet, koolhydraten, en minerale zouten, in vloeibare toestand. ( Dit is
niet te vergelijken met onze huidige industrieel bewerkt melk). In de kiem
bevat het de bouwstoffen van de natuurrijken dier, plant en steen. Zo leefden
dus de oermensheid in hoofdzaak van dierlijke substantie. Deze voeding gaat
terug tot ver voor de zondvloed en is een van de bronnen van de menselijke
voedingstroom.
Zo is dus melk het
oorspronkelijke, oudste voedingsmiddel. Het is opmerkelijk dat in India ook
tegenwoordig nog de koe een heilig dier is, dat ook in andere opzichten in de
Indische mythologie een belangrijke rol speelt.
De oer
Indo-Europeanen leefde hoofdzakelijk van deze dierlijke substantie. Deze
voeding gaat terug tot ver voor de zondvloed en is een van de bronnen van de
menselijke voedingsstroom. Maar er komt een radicale omslag in de menselijke
voeding.
Met de
Oud-Perzische cultuur, omstreeks 8000 voor Christus de cultuurperiode die
op de Oerindische (Mahabarath)
volgt, komt er een radicaal nieuwe inslag in de menselijke voeding. Zarathoestra de grote leraar waar die hele periode naar
opziet, leerde zijn volk het kweken van die voedingsgewassen die ook vandaag de
dag nog tot de belangrijkste cultuurgewassen behoren. De fruit- en graansoorten
die we thans telen roos en lelieachtigen- vinden hun oorsprong in de
wijsheidsvolle, kosmische magie van de ‘wijze uit het Oosten’. Sindsdien is er
niets echt nieuws op het gebied van telen gebeurd.
De Zend Avesta zou
het oerboek voor de landbouw genoemd kunnen worden.
Zo treedt voor de mens steeds meer de plantenvoeding op de voorgrond. De
voeding krijgt zonne-karakter. Het voedingstijdperk dat daarmee zijn intrede
doet, vertoont een veelzijdige ontwikkeling.
Zo treedt voor de
mens steeds meer de plantenvoeding op de voorgrond. In de tijd naar verhouding
nog maar kort achter ons ligt komt er weer een nieuw element in de voeding.
Langzaam maar zeker doet zich in de toenmalige mensheid de behoefte naar zout
gevoelen. De mensheid heeft de behoefte aan zout.
De mensheid staat aan het begin van
een nieuwe voedingstijdperk, waarin zij begint minerale substantie op te nemen.
Oorlogen zijn gevoerd om het bezit van zoutbronnen en zoutafzettingen en het
ziet er naar uit dat het zout een noodzakelijk voedingsmiddel begint te worden.
Ook al wordt dit heden ten dage zeer in twijfel getrokken, maar het zal blijken
dat alles in de richting van de ontwikkelingstroom komt te liggen. Men moet het
woord mineraal heel ruim nemen en beseffen wat er allemaal uitmond in het
minerale. In de eerste plaats behoort in deze richting het doden van dierlijke
en plantaardige voedingsmiddelen door koken en andere wijze van toebereiding,
en door conserveringsprocessen. Als sommige nomaden en jagersvolken niet alleen
de melk van de dieren namen, maar ze doodden en het vlees aten, en wij ook
tegenwoordig het vlees koken, braden, zouten, dan wijst dit allemaal in de
richting van het minerale, het dode.
Als we nu onze
aandacht vestigen op de middenperiode in de geschiedenis van de voeding, op de
plant, dan zien we dat ze in haar tegenwoordige gestalte behalve tussen twee
tijdspolen, evenzo het midden vormt tussen dier en mineraal. Ze staat namelijk
met haar ene pool, met de wortel, dicht bij het minerale, ze is zoutig en
bitter. Met de andere pool, de bloem toont ze verwantschap met de vlinder en
raakt daarmee aan de sfeer van het dier. Aan deze pool is ze zoet en wordt in
de vrucht sappig. Zo is de plant in de geschiedenis van de voeding zodanig
ingeschakeld dat in oudere tijden haar bovengrondse delen gegeten werden,
onmiddellijk aansluitend aan de oude vormen van dierlijke voeding. Daarentegen
wordt de plantenwortel naar verhouding pas laat tot voedingsmiddel en gaat
meteen over in het tijdperk van de minerale voeding.
We kunnen dus drie
grote voedingstijdperken onderscheiden, 1e de oudheid neemt voeding
van het dier, 2e de middeleeuwen waarin zij zich met planten voeden,
3e begin dat wij het mineraal in de voeding betrekken.
De wetmatigheid
van voeding
Hoe heeft parallel
daarmee de bewustzijnsgeschiedenis van de mensheid zich precies afgespeeld. De
bewoners van de aarde in de oudheidsperiode leefden in een volkomen ander
bewustzijnstoestand. Deze mensen hadden geen intellectueel vermogen, in plaats
daarvan bezaten zij de kracht om waar te nemen in een bovenzintuiglijke wereld.
Het is de tijd die men zich vóór het neerschrijven van de Veda’s moet denken.
Toen uit de wieg der volkeren in Centraal-Azie de
Oer- Ariërs de eerste cultuurimpulsen brachten.
Toen werd de
bovenzintuiglijke wereld met hun wezens nog even reëel beleefd zoals wij nu de
fysieke omgeving beleven. De zuiver geestelijke sfeer was de echte
werkelijkheid. Zij voelde zich als het instrument waar de Goddelijke Adem
doorheen stroomt. Zij waren niet in staat wezenlijke, terwijl de aarde met haar
natuur als onwerkelijk werd beleefd als wij nu de fysieke omgeving beleven. Zij
was Maja, de illusie, de onderste trap van de schepping.
Deze oude
oer-Ariërs (Oer- Indiërs, denk daarbij aan de oer-Indische cultuurperiode),
hadden ook geen zelfbewustzijn op de manier zoals wij dat hebben. Zij voelden
zich veel meer één met het Goddelijke; ze beleefden zichzelf als het instrument
waar de goddelijke adem doorheen stroomt. De tijden vonden later hun neerslag
in de Avesta/Veda’s. Daaruit volgt dat de oer- Indiërs ook geen begrip had van
persoonlijke vrijheid; ze waren niet in staat wezenlijke besluiten te nemen op
grond ven een eigen oordeel. Veeleer voelden zij zich gedragen en begeleid door
geestelijke machten. Hun zielen waren ingebed in de schoot der goden, de
persoonlijkheidskrachten waren nog slechts kiemen en nog niet ontwikkeld.
De daarop volgende
cultuurperioden werden gekenmerkt door een groeiende belangstelling voor de
aarde en de natuur die de mens omgeeft. De afdaling in de materie, voltrekt
zich geleidelijk en stap voor stap. Zo begint in de oud-Perzische tijd met het
ontwaken van de belangstelling voor de aarde, en daardoor het begin van de
landbouw. Zarathoestra laat het volk ontwaken
en wekt de belangstelling voor de aarde en ook het werken aan de aarde. De
aarde/natuur werd beschouwt als een openboek van de natuur waarin het
Goddelijke zich openbaarde.
Maar naarmate de
belangstelling voor de aarde groeide, verminderde het contact met de
geestgelijke wereld, hoewel deze toen voor onze begrippen nog zeer sterk en
wezenlijk bepalend was voor alles wat men deed. Later waren het nog slechts
enkele uitverkorenen persoonlijkheden, zoals bijvoorbeeld priester-koningen van
Egypte, die nog in staat waren goddelijke wijsheid te vernemen en op aarde te
realiseren steeds meer verduisterde het geestelijk waarnemingsvermogen in die
tijden die volgden, zelfs voor de ingewijden in de mysteriescholen van het oude
Griekenland. Daarvoor in de plaats echter werden persoonlijkheidskrachten (wat
men geschiktheid voor de aarde zou kunnen noemen) steeds sterker. Weliswaar ook
verbonden met alle mogelijkheden tot dwaling.
In alle
mythologieën, wordt op deze schrede in de ontwikkeling gewezen. Het meest
indrukwekkende in de legende van Kaïn en Abel. Kaïn en Abel brengen een offer
aan hun God. Abel wordt beschreven als een mens die God welgevallig is, hij is
een herder en voedt zich met de vruchten van zijn akker. Het offer van Abel
wordt welgevallig aangenomen, hij is nog een zuiver instrument voor de
goddelijke wil, hij kan daarom niets verkeerd doen. Kaïn daarentegen handelt
vanuit een eigen besluit en is daadoor blootgesteld aan alle mogelijkheden tot
dwaling. Zijn offer wordt niet aangenomen en hij doodt Abel. Op zinvolle wijze
wordt hier weer gewezen op de diepere samenhang van een
zelfstandig-worden, een ik-worden door afsnoering van de goddelijke kosmos,
door het doden. Als we het beeld als een geheel op ons laten in werken, toont
het ons dat het overwinnen van een oude tijd door een vooruitstrevende nieuwe
impuls betaald moet worden met dwaling en schuld.
Een terugblik op
dit grandioze gebeuren laat zien dat de goddelijke krachten, die vroeger vanuit
een geestelijke kosmos op de mens toestroomden, gemetamorfoseerd werden in
vermogens die zich in het innerlijk zelf ontwikkelen, en die de mens nu vanuit
zijn eigen oordeel moet hanteren.
Dit proces van een
trapsgewijze verinnerlijking, die steeds sterker wordende belichaming van het
ik, gaat verder in de tijd die we karakteriseerden als de nieuwe tijd in de
geschiedenis van de voeding. Steeds meer maken we ons los van de
Goddelijk-geestelijke wereld. daar staat tegenover dat we deze nu in het
innerlijk van onze ziel kunnen beleven, als we ons daarvoor openstellen.
Pas als het ‘Ik ‘,
zichzelf en zijn goddelijke oorsprong herkent, dan zal het zijn egoïsme
overwinnen, dat wil zeggen, het zal innerlijk het hogere ik geboren doen
worden. Dit ‘Ik ‘, dat de goddelijke wetten van het universum weer in zich
opneemt, zal de stoffelijke wereld doorzien, haar zijn geest inprenten en haar
daardoor omvormen.
Wat heeft dit alles met voeding te maken?
De spijsvertering is het vermogen van
het ik; zoals de zon de plant tot ontplooiing, bloeien, vergeuren, tot
uitstromen brengt, en dan weer een nieuwe plant met al haar stoffen nieuw
schept, zo bewerken persoonlijkheidskrachten op de omweg via de fermenten van
de darm de afbraak en de geleidelijke oplossing van de voedingsstroom tot in
een bovenmateriële geestelijke toestand en leiden vervolgens weer tot het
nieuwe scheppen van orginaire menselijke substantie.
Als dat zo is dan
wordt begrijpelijk waarom een ik, dat pas in de kiem voorhanden is, nog te zwak
is om iets anders te kunnen verteren dan melk, en dat reeds een iets sterker
geworden ik nodig is om plantenvoedsel te kunnen verteren, en dat pas in de
tegenwoordige tijd ons ik in zoverre ontwikkeld is, dat we zelfs beginnen
minerale substantie te verteren.
In de oudheid
kunnen we dus drie grote voedingstijdperken onderscheiden, 1e de
oudheid neemt voeding van het dier, 2e de middeleeuwen waarin zij
zich met planten voeden, 3e begin dat wij het mineraal in de voeding
betrekken.
Als dus de mens
dierlijk voedsel gebruikt hoeft het slechts een trede naar het menselijke
niveau op te heffen, zulk voedsel is het gemakkelijkst te verteren- melk,
melkproducten, eieren, vlees, als ze rauw worden gebruikt- . Bij plantaardig
voedsel moeten twee treden omhoog gevoerd worden. Daar is al een heel sterkere
ik-kracht voor nodig en daarom is plantaardige voeding moeilijker te
verteren dan dierlijk voedsel. Het moeilijkst verteerbaar is minerale voeding,
want het minerale moet drie treden worden opgeheven. Daar is een geheelontwikkelde
persoonlijkheid voor nodig die sterk genoeg is om zich te meten met het dode,
een ik dat in het gebied van de aarde volledig kan ingrijpen. Daarmee wordt het
parallellisme van de geschiedenis van de voeding met die van het bewustzijn
volledig begrijpelijk.
Hetgeen zich hier
nu in de loop van duizenden en tienduizenden jaren als geschiedenis afspeelt,
wordt gespiegeld in de loop van een enkel mensenleven. De mens herhaalt in een
aardleven de voedingsgeschiedenis van de hele mensheid: van de melkvoeding van
de zuigeling via de rauw geraspte appel, spinazie en dergelijke, naar de gezoute en gekruide spijzen van de volwassene. Het is
immers vaak te merken hoe, juist als in de jonge mens de
persoonlijkheidskrachten zich beginnen te manifesteren, de behoefte aan zout en
scherpe specerijen begint op te treden.
Als de zuigeling
moedermelk drinkt, dan zijn daarmee de geringste eisen aan de vertering
gesteld. Daarom is moedermelk de aangewezen voeding voor de zuigeling. De
zuigelingenleeftijd is te vergelijken met het oerbegin van de geschiedenis van
de voeding, toen de levende wezens van toen als het ware aan de borst van
Moeder Natuur lagen.
Om misverstanden
te voorkomen zij hieraan toegevoegd dat het in genen dele om een waardeoordeel
gaat als bij een zwakke vertering van een zwak ik gesproken wordt. Het is
absoluut mogelijk dat een belangrijke persoonlijkheid een zwakke spijsvertering
heeft omdat de ik-krachten via andere orgaansystemen gebonden zijn en te weinig
verankerd zijn in de spijsvertering. Omgekeerd kan een onbelangrijke
individualiteit een goede spijsvertering hebben, omdat zijn ik zich geheel in
de stofwisseling uitleeft. Hierin harmonie tot stand brengen betekent genezing
en ontwikkeling. Het gaat hier om de mate van verbinding tussen geest en
lichaam, dus om de graad van incarnatiediepte, De voedingsgeschiedenis spiegelt
immers ook het afdalen van de menselijke geest in het lichaam ten einde steeds
sterkere krachten te verwerven voor het omvormen van substantie. Tot een
inwendige opname van voedsel.
Het intus-susceptieproces”
(inwendige opname)
Het cellenleven
omvat de gehele structuur van de mens en zijn gezondheid. Het is daarom van
grootste belang, dat wij ons goed voeden en daarvoor de juiste keuzes maken, in
combinatie en bereiding van het voedsel. Zodat de cellen verlevendigen, anders
heeft voeding geen zin, maar bezwaard en belemmert het ons.
Als wij de juiste
voeding tot ons nemen, dan ontstaan vitaminen, salinen, etherische salinen en
verfijnde oliën. Salinen zorgen voor de verjonging van de cellen, zodat de
klieren en cellen innerlijk werkzaam worden. Hierbij ontstaat een fijne
trilling als opwekking van de celkern. De adem, met zijn zuurstof, en het bloed
zijn nodig bij het verteringsproces om de klieren aan te zetten, zodat ze
doormiddel van de zenuwen overal tot in het fijnste deeltje van het lichaam
getransporteerd kunnen worden, en de celintelligenties verfrissen en
stimuleren.
Volgens dr.Ha’nish neemt het innerlijk van de cel niets op, maar moet
het tot leven, trilling, straling gewekt worden. Dr.Ha’nish
ziet in de omzetting van de plantencel tot gelijkschakeling met de mensencel: de “trans-substantiatie”
het hoge doel van de voeding. Door het etherialisatieproces
(verfijningproces) van het voedsel, ontstaat een “intus-susceptieproces”
(inwendige opname) ofwel de stimulering van de lichaamscellen. Het intus-susceptieproces voltrekt zich ononderbroken. De
oergedachte ofwel de Goddelijke intelligentie is de drijfkracht in de ons alles
omringende natuur. Door het intus-susceptieproces van
het Universum ontstaat de natuur, en omdat het universum een eenheid vormt een
samenwerking in gesteente, metalen, planten, dieren, en mensen.
Bijbel en wetenschap over zaad
In elke zaadkorrel
speelt zich het intussusceptieproces af. Intussusceptieis invoeging, indringing van een stof in een
organisch lichaam tot de groei waarvan het bijdraagt. Door te ontkiemen worden
de in het zaad aanwezige elementen opgewekt om te ontluiken. Het zaad ontkiemt
door de warmte o.a. van de zon, gaat wortelschieten naar beneden en een stengel
naar boven. De Goddelijke intelligentie die in de zaadkorrel sluimerend
aanwezig is ontwaakt en wordt actief. De plant neemt zelf actie van wat ze uit
de aarde tot zich zal nemen aan stoffen om volwassen te worden.
De Adam-mens bezit
eveneens de Goddelijke intelligentie in zijn ontstaan, groei, bloei en
procreatievermogen. Wij zijn geen louter aardse materiële wezens, maar tevens
hemelse geestelijke wezens. In ons hart komen beide zaken bij elkaar en tot
uitdrukking, om weer naar buiten te treden elk op eigen wijze. Wij zijn aards
én hemels! Logisch dat er harmonie tussen deze onze beide statussen moet zijn.
Wij bestaan immers uit vlees en bloed, de cellulaire structuur en opbouw van
ons lichaam, welke wordt onderhouden door voedsel van de aarde. De mens is
uniek te noemen, het eindresultaat van alle natuurwetten.
In de mens is het leven ook in diens
zenuwstelsel aanwezig, met een denkvermogen dat objectief en abstract kan
denken. Daarbij vervullen de klieren een functie. De mens dient zich hogerop te
ontwikkelen, te klimmen via de vermogens die hij heeft ontvangen. Wij mensen
denken objectief en abstract om zelfstandig te kunnen denken en ordenen.
Wanneer een mens dit sterk heeft ontwikkeld en niet meer afhankelijk is van het
denken van anderen, is hij in staat te beantwoorden aan de Goddelijke wil en
aan het Goddelijke doel. Wij dienen geestelijke wezens te worden, los van het
materiële. De moderne wetenschap kan zaden genetisch manipuleren, wat niet
bevorderlijk blijkt voor het zaad en onze gezondheid.
Transsubstantiatie: (omzetting van de plantencel tot gelijkschakeling
met de mensencel).
Zodra wij alle
bestanddelen van ons voedsel in onze organen omzetten, zodat wij gezond zijn
volgt nog een verder inwerking van een hogere intelligentie op het omgezette
voedsel, een uitgebreidere verbinding tussen stof en de Intelligentie, dan
ontstaat door de transsubstantiatie een hogere vorm van verandering.
Dezelfde
Intelligentie, die de verschijningsvormen veroorzaakt kan ook een andere vorm
geven, verbeteren, verdelen, doelmatiger maken. Daarop berust de evolutie.
Zelfs de lucht die wij inademen moet in iets anders worden omgezet en het
menselijk lichaam bezit in de longen bijzonder fijne ingerichte organen, die
alle ingeademde elementen en chemicaliën in iets beters veranderen, tot
transsubstantiatie brengen. Alle levensprocessen zijn eigenlijk niets anders
dan een voortdurende omkering, een voortdurende transsubstantiatie,
vergeestelijking, wanneer men geest en intelligentie als synoniem neemt.
Deze processen
doordringen de hele natuur, en alle natuurverschijnselen ze zijn afhankelijk
van de mate waarin deze Intelligentie van de in zijn omgeving aanwezige machten
en krachten gebruik maakt. We kunnen dus een leven leiden als een steen, of
vegeteren als een plant, of een of andere eigenschap bezitten van een dier,
maar eerst wanneer we tot bewustzijn komen van ons levensdoel ‘als mens’,
ontstaan er in ons bekeringen, omkeringen, transsubstantiaties, alles
overeenkomstig onze trede van ontwikkeling.
Zodra wij alle
bestanddelen van ons voedsel in onze organen omzetten, zodat wij gezond zijn
volgt nog een verder inwerking van een hogere intelligentie op het omgezette
voedsel, een uitgebreidere verbinding tussen stof en de Intelligentie, dan
ontstaat door de transsubstantiatie een hogere vorm van verandering. Daarom
viert men al sedert de dagen van de heilige Ainyahita
in de families het eucharistische maal, het liefdemaal, bestaande uit brood en
wijn. Het brood stelt de aarde voor, in haar meest geconcentreerde vorm, de
vloeistof de wijn, stelt de omzetting der wateren voor, die door de warmte
vervliegen of opstijgen.
Daarom zijn brood
en wijn hier getranssubstansieerd, het brood tot het
vaste, atomische de wijn tot het vluchtige etherische. Beide komen in de mens
samen en bieden de Eeuwig werkende Intelligentie na korte tijd een uitgebreider
veld van arbeid. Het avondmaal moet voor ons dus het symbool zijn van de
altijddurende transsubstantiatie en ons iets tonen dat nuttig is voor het
dagelijkse leven.
Tussen de
omzetting in de organen en de geestelijke “bekering” ligt een zekere toestand
van uitputting, een stilte, een rust, die het enerzijds voor de Intelligentie
mogelijk maakt in de stof naar binnen te dringen en die anderzijds aan de
materie gelegenheid geeft zich op een hogere vorm te richten. De stof stijgt op
in de richting van de geest, en de geest of de Intelligentie daalt neer in de
stof, in de mate dat beider toestand dit toelaat. Dringt de geest helemaal door
in de materie, maar doorkruist hij ze niet, dan zal hij zich terug trekken en
een ander tijdstip kiezen, totdat stap voor stap Hij zijn doel, de volmaaktheid
bereikt heeft.
Daarom zei de oude
profeet al:”Wees stil, mijn hart, wees stil”. Weest u toch bewust van deze
geheimzinnige, plechtige stilte in u! besef dan in alle stilte, dat ge maar een
doel kunt volgen, dat in de richting van heiligheid en volmaaktheid te vinden
is. De Intelligentie in uw binnenste wil daarheen doordringen en u leiden.
De kruisiging de
afname, de opstanding en de Hemelvaart van Christus symboliseren het proces van
de transsubstantiatie. De kruisiging is de voorbereiding tot de hogere trede
van vergeestelijking,of vergoddelijking, maar eerst moet de stof aan het kruis
verhoogd worden, eer hij in een fijnere toestand kan komen en voor een fijnere
werking van de geest kan worden gebruikt.
De opstijging van
stof en de neerdaling van de geest bewerkstelligen de kruisiging op de plaats
waar ze elkaar ontmoeten. De geest wordt hierbij zo gezegd aan het kruis
genageld als voorbereiding tot de opstanding en de Hemelvaart, waar tegenover
dan alle lasten, alle lijden, alle gebrekkige toestanden in de voorgaande stoffelijke
fasen verbleken, ze worden verzoend, omdat er voor zulke toestanden in vertegenwoordigheid van de Intelligentie, “tegenover Gods
Aangezicht”, geen plaats meer is.
De gedachte van de
transsubstantiatie is oeroud en vindt zijn oorsprong bij Zarathoestra,
hij wordt in tal van oude gezangen weergegeven en is door het ritueel van de
oude kerken tot op heden behouden gebleven. Het ritueel van de mis begint met
het ontwaken van het bewustzijn en eindigt met het symbool van de kruisiging,
de kruisiging van stof en geest. Na de ontwaking volgt de boetedoening voor de
overtredingen, het bloed- en zoenoffer, de kruisiging.
Daarop volgt de
opstanding uit de doden, de hemelvaart en tot slot de verheerlijking. Drie
trappen van de ontwikkeling, waar de mens doorheen moet, eer hij in het
koninkrijk kan binnen gaan en zijn eigendom, het Goddelijk Inzicht kan vinden.
Als wij de ceremonie van het kerkelijk ritueel juist verstaan en de daarin
uitgedrukte gedachte tot richtsnoer voor onze daden nemen, kunnen wij er steeds
weer iets goeds uit halen. De gelovige moet bedenken wat hij te doen heeft,
n.l.
1 dat hij door
alle beproevingen en leed moet gaan tot aan de kruisiging van alles wat aards
of van de aarde is.
2 dan eerst begint
de opstijging van de krachten in de wedergeboorte.
3 en tot slot
volgt de Hemelvaart.
In de oude Zarathoestrische mis hebben we hetzelfde ritueel, maar met
dit verschil, dat daar geen bloedig zoenoffer bij is. In plaats daarvan wordt
een ei gebroken en de betekenis daarvan is, dat eerst de buitenste schaal
doorbroken moet worden, eer het licht van de Eeuwigheid tot het binnenste kan
doordringen. De substantie van het ei wordt daarna aan de vlam op het altaar
prijs gegeven en verteerd, zodat de eisubstantie tot
hun uitgangspunt kunnen terugkeren. De elementen in de elementenrijk, de
mineralen in het mineralenrijk, tot er geen spoor van de eisubstantie
meer over is, en de biddende zoeker vanzelf voor de vraag komt staan:”Wat is er
nu van het ei geworden? Waar is het nu? Waar is het vandaan gekomen en waar is
het heengegaan?” Deze vragen komen bij iedereen op en worden van alle kanten
bekeken, totdat uit het innerlijk het antwoord komt dat die zekerheid brengt,
dat er niets verloren kan gaan.
Volgens de
gedachte bestaat het ei nog, het bestond al voordat het zijn vorm kreeg en dus
moet het eeuwig zijn. Het ei is het symbool van de lichamelijke belemmeringen,
die de mens in zijn ontwikkeling begrenzen en tegenhouden. Deze schaal van
lichamelijke belemmeringen moet gebroken worden eer de mens het universele
licht en de samenhang in het Heelal, de wereldziel, kan zien en begrijpen, en
hij de liefde van God de Eeuwigwerkende
Intelligentie, de Wereldgeest, kan waarnemen. Alle stoffelijke belemmeringen
moeten wegvallen en, zoals de substantie van het ei, in het reinigingsvuur
worden verbrand. Het menselijk wezen moet door de vuurdoop gelouterd worden,
eer het ware schouwen, de ware verlichting, de volle helderheid, de Hemelvaart
en de toestand van verheerlijking kunnen intreden.
Deze oeroude Zarathoestrische leer van de Transsubstantiatie, die Jezus
de zijnen weer in herinnering bracht met het eucharistische avondmaal van
“brood en wijn” is heel eenvoudig, duidelijk en begrijpelijk voor al degenen,
die de natuurwetten en de daarachter staande Eeuwigwerkende
Intelligentie begrijpen. Maar de anderen zijn door deze leer in verwarring
gebracht, zodat ze er een dogma van gemaakt hebben en eindelijk liep het erop
uit, dat zij het tot een onverklaarbaar mysterie, of tot een geheim, occult
proces verklaarden. Maar in het tijdperk van het zelf-denken is er geen plaats
meer voor dogma’s, mysteries of occulte dingen, iedereen onderkent de wetten
van de natuur en daarachter het eeuwige werken van de Intelligentie of de
Godheid.
Samen met het Leukokytos, zie ik een drie-eenheid en wel: Het Intus-susceptieproces = het hogere principe. Leukokytos = het zelfhelende vermogen. Trans-substantiatie
= omzetting.
Noot: Het leukokytos: ofwel het “uitgebreide magnetische veld”. Een uitbreiding
van het magnetische veld, trekt als het ware de rode bloedlichaampjes van
elkaar. Het zuurstof en voedingstransport wordt hierdoor hersteld. Een slechte
voedingswijze veroorzaakt verzwakking aan onze bloedsomloop en daarmee ook aan
ons magnetisch veld in de bloedomloop
-Vereenvoudig de
voedingswijze, breng deze in het ritme van de jaargetijde en volg daarbij de
intuïtie.
-Verhoog de
harmonische trilling door ontspanning, gelatenheid en overgave.
-Schud het
zelfbewustzijn in u wakker, aanschouw de individualiteit van je wezen.
-Zing en spoor je
klieren aan, verhef je tot een niveau van onophoudelijke ontwikkeling “verjong
jezelf”.
-Doen wij de Yima-oefening drie, vier of vijf maal per dag, dan helpen
wij de organen op zichzelf en tenslotte het hele lichaam zich aan de nieuwe
toestand aan te passen. We ontdoen ons van bepaalde zuren, zodat het bloed zich
verbetert, Leukokytos ofwel het magnetisch veld in
het bloed zich uitbreidt en de rode en de witte bloedlichaampjes in hun gebied
worden gehouden.
Alles wat het
lichaam van wat er gegeten en ingeademd wordt, niet kan gebruiken, maar niet
uitstoot, gaat over in vergift, dat de werking van de zenuwen verlamt. Daarom
is het belangrijk zich in de lange uitademing te oefenen. Dit is de oeroude
uitademings- of Yima-oefening. (voor deze oefening
gaat u terug naar de info pagina van Mazdaznan).
De macht tot
ontplooiing vinden we niet in ons omringende uiterlijke wereld, maar in het
binnenste van ons lichaam. Alles wat hiervoor nodig is, is aanwezig. Het moet alleen
nog in werking worden gebracht. Dit is mogelijk door gerichte oefeningen, een
zuivere leefwijze, in onze gedachte, woorden en goede daden.
De Mazdaznan leer, bevordert een onafgebroken transformeren
van het denkendvermogen, door de verhoging van de levendigheid
en de trillingen van de hersencellen. Door handelingen die de functies van de
endocriene klieren verlevendigen en in een hogere frequentie brengen. Waardoor
de hersencellen op een natuurlijke wijze worden uitgebreid, in samenwerking van
de adem, de stem, lichaamshouding, bewegingen en gerichte gedachte.
In de hormonen,
ligt de macht tot ontplooiing van de denker die de mens in wezen is. Door aan
de verbetering van de klierfuncties te werken, ontstaat de harmonische denkende
mens, die de mensheid een stap verder op de weg naar vervolmaking kan brengen.
Dr.Ha’nish had van de Staat
California het recht gekregen een school te stichten. Men moest voldoen aan de
eisen van het Medische Departement van de Mazdaznan
School, het gaf hem het recht aan zijn naam de titels M.D., Sc.D,
toe te voegen. In Canada wordt reeds sinds jaren geleden al oefeningen voor de
endocriene klieren in ziekenhuizen gedaan. Mazdaznan
artsen passen ze in hun sanatoria toe, leerkrachten onderwijzen ze in hun
scholen.
Over de hele wereld
verzamelen Mazdaznan leraren hun leerlingen in
cursussen en geven dit onderdeel van de Mazdaznan
boodschap door.
De endocriene -
klier oefeningen worden al sinds oer oude tijden beoefend. Dit weten reikt
terug tot de tijd van Zarathoestra. Oude geschrifte
als de bijbel verhalen over de groei van de mens van uit alle
ontwikkelingsstadia. Waardoor we besef gaan krijgen van de onmetelijkheid en
grootsheid van de eeuwig werkende Godsgedachte, die het hele universum
doordringt.
Veel wat
onbegrepen, occult, mystiek of onduidelijk voor kwam, vinden nu hun verklaring,
omdat de in de klieren verzamelde machten en krachten zich bevrijden en de
hersencellen bereiken en verlevendigen. Zodat er een beter begrip ontstaat op
het gebied van het dagelijks leven.
De moderne
wetenschap van de inwendige afscheiding in de klieren, is nauwelijks een eeuw
ervan doordrongen en tot de conclusie gekomen dat de werkkracht ervan
afhankelijk is van de juiste aflevering van de stoffen uit de klieren. De
klierafscheiding beïnvloeden de organen en hersenen en helpen de mens zijn
innerlijk tot uitdrukking te brengen.
Om tot eenheid van
alle dingen te komen, sturen we de klieren aan in verbinding met de adem, met
toon en verbeteren de ademhaling, zodat de ingeademde elementen in de longen
volledig worden omgezet en “Leukokytos”, het
magnetische veld in het bloed zich uitbreidt.
info
Kosmische voeding
Wij leven met onze
zintuigen in wisselwerking met de ons omgevende buitenwereld. We verwerken wat we
zien, horen, ruiken, proeven en tasten tot voorstellingen en begrippen. We
ordenen denkend die begrippen en maken ze tot de inhoud van onze ideeën en
idealen. En trachten deze idealen met onze wil te realiseren, ze te
verwerkelijken in kunstzinnige, wetenschappelijke of ambachtelijke vormen.
Daardoor drukken wij onszelf in de wereld uit.
Zonder ophouden stromen de beelden van
de wereld, de waarnemingen van de wereld, in de grootst mogelijke omvang door
al onze zintuigen binnen. Dit is een stroom van vormkrachten; het zijn dezelfde
vormkrachten die op de plant werken vanuit de kosmos en haar doet
opbouwen.
Deze vormkrachten
zijn ook in het menselijk organisme aanwezig en opbouwend werkzaam en
verdichten zich tot vlees en bloed. Door ons leven in de waarneming nemen wij
deel aan het leven van de wereld, we weten het alleen niet meer. In het
geschapene dat ons omgeeft nemen we de uit goddelijke krachten gevormde
wereld waar; ook ons lichaam vindt daarin zijn oorsprong. Het is als de
microkosmos een beeld van de wereld.
In de
voedingsgeschiedenis werd er al op gewezen hoe de mens zich stap voor stap
heeft losgemaakt uit het meeleven met de kosmos. De mens is gekomen tot de
ontwikkeling van zijn vrije individualiteit ten koste van zijn geestelijke
samenhang met de wereld. Zo raakte ook het lichaam in een steeds grotere
verharding. Thans staat hij helemaal op zichzelf in een God verlaten wereld.
Met zijn denken, voelen, en willen tast hij thans als een vrij ik terug naar de
scheppende machten.
De verbinding van de mens met zijn
omgeving door de stofwisseling beschrijven we als voeding, en de stoffen die op
deze manier worden omgevormd en via de vertering menselijke substantie doen
ontstaan, zijn de voedingsmiddelen. Deze lossen in het verloop van de maag-darmvertering
op tot in de kleinste bouwstenen en gaan dan bij het passeren van de darmwand
over in een geestelijke toestand om daaruit verdicht te worden tot menselijk
eiwit. Dat is de aardse voedingsstroom.
In de
voedingsgeschiedenis werd er al op gewezen hoe de mens zich stap voor stap
heeft losgemaakt uit het meeleven met de kosmos; hij is gekomen tot de
ontwikkeling van zijn vrije individualiteit ten koste van zijn geestelijke
samenhang met de wereld. Zo geraakte ook het lichaam in een steeds grotere verharding.
Thans staat hij helemaal op zichzelf in een godverlaten wereld. Met zijn
denken, voelen en willen tast hij thans als een vrij ik, terug naar de
scheppende machten.
Als de harmonie
niet wordt bereikt dan is het denken abstract, onwerkelijk, een hersenschim, en
werkt afbrekend; geen kosmische vormkrachten voeden dan het lichaam. Men is
passief, het verlangen naar de kosmische voeding is uitgeschakeld. Het gevolg
is een uitdroging van lichaam en ziel. Het lichaam wordt sclerotisch
(synoniem voor: verhard) en de ziel vreugde- en liefdeloos.
De vraag hoe die
aardse en die kosmische voedingsstromen in elkaar grijpen, zou door de volgende
overweging duidelijk kunnen worden: We kunnen de aardse voedingsstroom
vergeleken met een plant, die van boven naar beneden groeit, dat wil zeggen die
zich steeds meer verfijnt en oplost door de darmwand heen in het bloed
verdwijnt. Door de activiteit van de spijsvertering worden de oorspronkelijke
grove voedingsmiddelen, die eerst in de mond door kauwen mechanisch verkleind worden,
bij het doorlopen van het maag-darmkanaal ook chemisch afgebroken. Koolhydraten
worden omgezet in suiker, eiwitten in peptonen, peptiden en aminozuren, vetten
in glycerine en vetzuren, en tenslotte verdwijnt dit alles door de darmwand
heen in de menselijke microkosmos. En zoals met het vergaan van de plant buiten
in de natuur als antwoord van de kosmos het zaad ontstaat, zo ontstaat aan de
andere kant van de darmwand de menselijke eiwitsubstantie.
Waar is het zaad
van die plant te vinden? De aardse voedingsstroom voedt speciaal het
zenuwstelsel. Het zaad van de vergane voedingsstroom moeten we ons
werkzaam denken in het zenuw-zintuigenstelsel. Wat doet nu het zaad als het in
een vruchtbare akkerbodem terecht komt? Het maakt wortels en brengt een nieuwe
plant voort. Zo grijpen wij met ons zenuw-zintuigenstelsel als met wortels naar
buiten in het universum, om vandaar de geestelijke voeding de scheppende
krachten van het werelddenken op te nemen door de
waarneming, en daardoor het ontspruiten van een nieuwe plant in ons mogelijk te
maken. Dit is een omgekeerde plant; ze groeit van boven naar beneden vanuitkracht tot stof, ze verdicht haar krachtstroom vanuit
bovenzinnelijke, bovenmateriële toestanden letterlijk tot vlees en bloed.
Men zal kunnen
tegenwerpen dat veel mensen bijvoorbeeld die met geen enkele gedachte stilstaan
bij een werelddenken. Zeker is dat een tijdlang
mogelijk zonder een zware ziekte- of vervalverschijnselen te zijn blootgesteld,
want wel niemand is volledig van een medeleven met de wereld uitgesloten. Maar
er moet worden gezegd dat de kwaliteit van zijn lichaamssubstantie zich
principieel zal onderscheiden van die van een ander die zich liefdevol met de
kosmos verbindt.
Waar de kosmische
voedingsstroom ophoudt te stromen, tracht het organisme dit uitvallen te
compenseren door een vermeerderde aardse voeding. Daarom zal blijken dat mensen
die zich antipathiek tegenover de wereld opstellen - daartoe behoren De
abstracte denkers en rekenaars mensen die door hun beroep de hele dag aan hun bureau
gekluisterd zitten - zogenaamde slechte voedselverwerkers, zij zijn in staat
grote hoeveelheden voeding te consumeren en daarbij toch altijd nog hongerig te
zijn. In tegenstelling daarmee zullen mensen die zich met de gevoelens van
sympathie nar verhouding met weinig aards voedsel toe kunnen.
De aardse voeding
heeft vooral zijn uitwerking in de opbouw van het zenuw-zintuigenstelsel,
terwijl de kosmische voeding die organen opbouwt die uit bloed gevormd zijn en
met de activiteit van de stofwisseling samenhangen. De organen van de
stofwisseling bestaan uit kosmische substantie ( ze werken echter in dienst van
de aardse voedingsstroom; de substantie van het zenuw-zintuigenstelsel is
aardse substantie) maakt echter de kosmische voeding mogelijk.
De samenhang van
lichaam, ziel en geest in de menselijke organisatie was in de Oudheid een
vanzelfsprekend denkbeeld. Mens sana in corpore sano: Een gezonde geest
in een gezond lichaam, zeiden de Romeinen, en ze hadden gelijk. En toch is dat
maar één kant van de zaak. Thans moeten we aanvullend constateren: een gezond
lichaam door een gezonde geest. Dat laatste zal voor moderne oren absurd
klinken, maar we zullen proberen de zaak op het spoor te komen.
Dat echter
lichaam, ziel en geest in een organisme harmonisch in elkaar grijpen en dat
gezondheid en ziekte daarvan afhangen, is zo goed als onbekend. De menselijke
lichaamsubstantie is niet alleen leven, maar ook bezield en van geest
doortrokken. Op welke manier lichaam, ziel en geest zich tot elkaar verhouden,
kan duidelijk worden door het bestuderen van de zenuwen en het bloed.
Bloed is een heel bijzonder sap! In het bloed werkt alles wat menselijk is op
directe wijze. Het ziele-geestwezen leeft zelf in de substantie van het bloed,
is er onafscheidelijk mee verbonden.
Daarom zijn alle
menselijke impulsen die uit het warme bloed voortkomen spontaan. Daarin is
namelijk het wils-aspect van het zielewezen
lichamelijk verankerd. In onze tegenwoordige bewustzijnstoestand weten we niet
hoe het willen tot stand komt. Wij slapen om zo te zeggen in het gebied van de
oorsprong. De wils-impulsen slaan omhoog en we kunnen ze pas waarnemen als ze
er zijn. Pas dan kunnen we ze met hulp van het bewust denken afwegen en
beoordelen.
Deze activiteit
van waarnemen en denkend oordelen ligt echter niet in het warme bloed zelf,
maar heeft zijn aangrijpingspunt in de koele zenuwen. Zenuwen zijn ook een
bijzondere substantie doordat het zielegeestwezen
zich ervan heeft geëmancipeerd. De zenuwen staan zelfs voortdurend een deel van
hun leven af; ze staan doorlopend op het punt van sterven. Men weet hoe weinig
regeneratievermogen zenuwen hebben. Er ligt een diep mysterie verborgen in het
raadsel dat bewustzijn ontstaat ten koste van leven.
Zenuwen en bloed
zijn in het menselijke organisme polair gelokaliseerd. De zenuwen overwegend in
het zenuw-zintuigstelsel, het bloed in het stofwisselings-ledematenstelsel.
Tussen zenuwpool en stofwisselingspool waar het levende lichaam en de geestelijke
ziel ritmisch in elkaar onderduiken en zich weer bevrijden.
Pas van hieruit
kan een omvattende harmonie worden opgebouwd overeenkomstig de werkelijkheid.
Want waar deze samenhang tussen lichaam, ziel en geest verstoord is, treed
ziekte op. De psychische voorstadia van de ziekten voordat ze organisch
verstoringen manifest geworden zijn zullen steeds meer de aandacht van de arts
in beslag nemen.
Het
menselijke organisme is te vergelijken met een weegschaal waarbij door het
ritmische systeem tussen zenuw en bloed in stand gehouden wordt. Al naar gelang
de verhardende zenuwprocessen een rol gaan spelen in de stofwisseling, of de
vurige bloedprocessen in het gebied van de zenuwen, ontstaan verhardingsziekten
of ontstekingen. Zo is elke lichamelijke verstoring terug te voeren op een
geestelijke zielenactiviteit, en de in het begin genoemde stelling ‘een gezond
lichaamdoor een gezonde geest’ is nu te begrijpen het zou eigenlijk nog beter
zijn om te zeggen een gezond lichaam door een gezonde geestgelijke totaliteit.
Overenkomstig kunnen we stellen
dat tegenover de zenuwzintuigsysteem, die vooral in het hoofd geconcentreerd
is, staat de activiteit van de stofwisseling en de ledematen; de verbindende schakel
tussen beide polen vormt het ritmische middengebied, dat zijn uitdrukking vindt
in ademhaling en bloedsomloop. Met deze lichamelijke drieledigheid
corresponderen drie functies van de ziel, resp. denken, willen en voelen.
Geesteswetenschappenlijke georiënteerde voedingshygiëne, hebben tot doel volwaardige mensen in het
sociale leven te plaatsen.
Door middel van
ons zenuwstelsel en/ of door middel van het hormoonstelsel (=endocrieneklieren stelsel) wordt ons lichaam in min of meer
stabiele toestand gehouden (homeostase). Het interne milieu van mens en dier
moet binnen zeer nauwe grenzen constant blijven om alle chemische processen in
het lichaam optimaal te laten verlopen. Zie ook Gentle
Gym en de endocrieneklier oefeningen van Mazdaznan.
Het beloofde land,
waar melk en honing vloeit, daarheen verlangde de mens door alle tijden heen.
Achter dit verlangen verbergt zich de reële imaginatie van een gezond en
menswaardig bestaan. We zullen proberen dit geheim op het spoor te komen.
Melk hebben we leren kennen als de
meest oorspronkelijke en oudste voeding van de mensheid. De mensheid heeft haar
ingedronken als voeding van de hemel, toen de atmosfeer van de aarde
(maan-aarde) nog doortrokken was van een melkachtige eiwitsubstantie, waarvan
de stikstof in de lucht het rudimentaire overblijfsel is. Dat was het geval in
de tijd dat de mensheid op het punt haar ontwikkelingsgang op de aarde te
beginnen. Melkvoeding begeleidde de mens gedurende langere perioden van ontwikkeling.
In de Oude Tijd van de voedingsgeschiedenis dronk de mensheid de melk van de
dieren. We hebben ook gezien hoe deze ontwikkeling thans in het individuele
leven van de mens is terug te vinden van de voeding van de zuigeling tot aan de
melkpap van het kleine kind.
Melk bouwt ons
fysieke lichaam op als omhulling voor ziel en geest. Melk voert ons naar de
aarde en maakt dat we de mensheid als een geheel kunnen aanvoelen. Zoals we de
lucht inademen die voor alle mensen gemeenschappelijk aanwezig is, zo zou men
zich kunnen voorstellen dat er in het onderbewustzijn een oeroude herinnering
leeft aan die gemeenschappelijke kosmische melk, waardoor we van mens tot mens
een gevoel hebben van sociale verbondenheid. Melkvoeding maakt de mens tot een
burger van de aarde, brengt hem in verbinding met de aardse omstandigheden, en
tegelijk een burger van het hele zonnestelsel.
He weglaten van
melk zou in ons de neiging en liefde tot alles wat van de aarde afvoert
bevorderen. Wij zouden de band verliezen die de mens verbindt met hetgeen op
aarde aan menselijks tot stand wordt gebracht. Het kan nu duidelijk zijn dat
melk betekenis heeft voor onze incarnatieweg en ons gedurende de eerste helft
van ons aardeleven begeleidt als volwaardige voeding.
Wat betekent in
deze samenhang honing? We weten dat de plant haar jonkvrouwelijk
zetmeelsubstantie naar boven toe loutert tot bloemsuiker en nog verder tot
bloemengeur, tot stralende bloemenkleur, en tot verstuivende stuifmeel. Hoe
verder de loutering voortschrijdt, des te geestelijker worden de substanties,
maar des meer verwijderen ze zich van het leven. D honing die zich verzamelt in
de honingklieren van de bloem is een heel bijzondere substantie.
Het is deze nectar
die de bijen in hun zuivere, met de kracht van een wijs groeps-ik doordrongen
sfeer brengen. Alleen al de temperatuur in het bijenvolk van 37 graden,
overeenkomend met de temperatuur van ons bloed, wijst er op dat daar een
groeps-ik werkzaam is dat verwant is aan het ik van de mens. Het bijenvolk
leeft in de wereldadem. De planten met hun geurig, kleurige, stuivende bloemen
zijn de uitademingsorganen van de aarde en de bijen verzamelen de nectar,
geleid door het wijze groeps-ik van het bijenvolk. Gebruikt de mens honing als
voedingsmiddel, dan zal dit alle activiteiten bevorderen die maken dat
gedachten gevoeld en gewild worden en dat willen en voelen gedachte worden.
Hoe meer mensen
met de bijen zullen samenwerken, hoe meer ze zullen worden geïnspireerd door de
geest van de bijen. De sociale gemeenschap, waarvoor we in de naaste toekomst
een vorm zullen moeten vinden, zal voeren naar een periode van algemene
mensenliefde, waarin de ontwikkelingstoestand van een toekomstige mensheid zijn
licht vooruit werpt.
Zo is het mogelijk
in te zien dat honing samenhangt met de toekomstige mensheidsontwikkeling,
zoals melk samenhangt met het verleden ervan. En zoals mek ons voert op de weg
van de incarnatie, zo bereidt honing onze excarnatieweg
voor. Honing helpt ons om op de juiste wijze oud te worden, zodat we de
vruchten van de wijsheid van de ouderdom kunnen laten rijpen.
Lelie en roos / Graan en fruit
Monocotylen en diotylen, eenzaadlobbigen en
tweezaadlobbigen zijn de twee grote klassen van de zaadplanten, en lelie en
roos zijn de twee grote klassen. Ze zijn in hun rijk de koninginnen. Zoals zon
en maan de hemel, zo beheersen roos en lelie het plantenrijk. Zij dragen de
glans van oeroude culturen met zich mee en de Wijzen uit het Morgenland wisten
ervan. Zarathoestra, de grote ingewijde van de Oerperzische cultuurperiode, leerde zijn volk het veredelen
van die voedingsgewassen, die ook thans nog de allerbelangrijkste zijn: granen
en fruit, gewassen verwant aan lelie en roos.
Alle lelieachtigen tonen in hun
bloemen de zespuntige ster van Zarathoestra.
Sinds oudste tijden werden zij in verband gebracht met Isiskrachten en
Madonna-lelie is de naam van de doorchristelijke Isis. De leliegewassen
getuigen van wijsheidskrachten, van maanwijsheid, en voor zover zij door
veredeling werden tot voedingsgewassen zoals onze eenvoudige uien, knoflook, en
andere lookgewassen als bieslook, prei, etc., tonen zij hun betrekking tot het
zenuwstelsel. Bij de ui doortrekt het bloeiproces haar hele wezen, het aroma
dringt met een zekere opwekkende scherpte door tot in het blad-stengelgedeelte
en ze toont in haar hele gestalte en substantie het neerdalen van krachten uit
de hemel. Dat verklaart haar bevorderende werking op de spijsvertering, ze
zorgt voor een door-aromatiseren tot aan de periferie, bevordert de uitscheiding
en voert het geestelijke tot diep in het lichaam binnen.
Daardoor werkt ze ook bevorderend op
alles wat voert tot het activeren van de beide polen in de mens, die met
maankrachten verwant zijn: de hersenen en de reproductie.
Het is niet
toevallig dat die oostelijke volken die in het bijzondere deel hadden aan de
ontwikkeling van de hersenen als fysiologische grondslag voor het aardse
bestaan (Chaldeeërs, Summeriërs, het joodse volk) een
bijzondere voorliefde hebben voor die lelieachtige voedingsgewassen.
Verwant aan de
lelie in engere zin zijn de grassen, waaruit door veredeling de graansoorten
ontstaan. Terwijl bij de eigenlijke lelie de teelt ging in de richting van het
bestaan van een bol, ging dit bij de graansoorten in de richting van het zaad.
Daardoor zijn de granen- hoewel verwant met de lelie-, hartig, zonverwant,
universeel geworden. Ze geven ons het koolhydraat in de vorm van zetmeel als
opbouwende zonnevoeding, omvattend vooral ook doordat in de graankorrel eiwit,
ver en zouten aanwezig zijn. Het ‘dagelijksbrood’ is
onze opbouwende voeding.
Tarwe, rogge,
gerst, en haver zijn de graansoorten die zich in Europa thuis voelen. Het zijn
zonder uitzondering windbloeiers, dat wil zeggen dat de bestuiving niet door
insecten plaats heeft, maar door luchtbeweging in de omgeving. De wereldziel
werkzaam in de atmosfeer van de aarde, en in alle vlinders, bijen en andere
insecten, raakt de planten aan en deze antwoorden met de kleurenpracht van hun
bloemen. Bij de granen komt het niet zo ver, het blijft bij een algemeen
deelnemen aan de bezielde luchtbeweging. Dat geeft aan het graan iets
bijzonders met het oog op de wijsheidsvolle goedheid van de wereldziel, die we
ook Isis-Madonna-krachten kunnen noemen.
De lelieachtigen en
de aan haar verwante graansoorten hebben ons laten zien hoe in hen maanwijsheid
als een oerbeeld voor de zenuwprocessen werkzaam zijn. Verdiepen wij ons echter
in de roos, dan draagt ze de signatuur van de zon.
De roosachtigen staan in een heel
andere verhouding tot de aarde; zij brengen het tot een machtige
boomontwikkeling, waarop de bloemen in vijfpuntige sterren oplichten in wit,
roze en lila. Licht en duisternis doordringen elkaar, tot in de rode roos de
opgelichte, gelouterde duisternis opstraalt in de kleur van het bloed.
Ons fruit, dat immers van de roos
afstamt, heeft ook een heel andere voedingskwaliteit dan het graan. Het is geen
voeding die voor de opbouw een rol speelt, maar vruchten bevorderen de
wisselwerking tussen lichaam en ziel. De fysiologische basis daarvoor berust op
de bloedsomloop, verdichting naar omlaag, vervluchtiging naar boven. De
fruitsoorten voeden ons mens zijn door ons lichamelijke wezen bij het
universum aan te sluiten. Dat komt uiteindelijk tot uitdrukking in onze morele
intuïtie, in de activiteit van ons willen.
Vruchten voeden de bloedcirculatie,
ja, ze werken zelfs op het ontstaan van het bloed. Zo is bijvoorbeeld de
aardbei een geneesmiddel tegen bloedarmoede.
Bij onze fruitsoorten kunnen allerlei
variaties gevonden worden, en hoewel het algemene karakter van de roosachtigen
op de voorgrond blijft staan, kunnen we toch verschillen ten aanzien van hun
kwaliteiten constateren die voor de voeding niet zonder betekenis zijn.
We onderscheiden weer vier groepen:
steenvruchten, pitvruchten, rozenbottels, en besvruchten. Het blijkt dat de
hoedanigheid van de vrucht- en zaadvorming uitdrukking zijn van hun wezen.
Lelie en roos staan tot elkaar als
zenuw en bloed. Fysiologisch zijn die streng van elkaar gescheiden; zouden zenuw-
en bloedfunctie onmiddellijk met elkaar in aanraking komen, dan zou ziekte het
gevolg zijn. Alles hangt af van het zelfstandig werken van ieder, geregeld naar
hun eigen wetmatigheden, maar tevens toch weer van een harmonische
samenwerking. Misschien is het helemaal niet zo gek om te bedenken hoe de
rozenoorlog in Engeland, die immers in de grond van de zaak een oorlog was
tussen de lelie (witte roos) en de rode roos, gedurende tientallen jaren niet
alleen het leven kostte van de hoge adel van York en Lancaster, maar ook de
bloeiende jeugd en de cultuurdragende elementen van die tijd te gronde richtte.
Lelie en roos staan tot elkaar als
denken en willen, want zenuw en bloed zijn fysiologische grondslagen voor
denken en willen. Steeds intensiever wordt de mensheid tegenwoordig opgeroepen
in het willen in het denken en het denken in het willen te laten doordringen.
Wat niet mogelijk is op fysiologisch gebied moet steeds meer gelukken op het
vlak van ziel en geest. De gedachten gevoeld en gewild worden en dat het
willende handelen gevoeld en gedacht wordt, daartoe helpt ons de voeding met
brood en vruchten. We hebben gezien dat hoe geestelijke ademhaling, deze
ademende omvorming nog in het bijzonder wordt bevordert door honing. Lelie en
roos staan tot elkaar als brood en wijn, want in de transubstantiatie
worden zij geheiligd tot lichaam en bloed van Christus.
De oorsprong van de graancultuur
Hoe begon het ook
al weer?, wanneer verscheen het graan op aarde? Hoe zorgde de mens ervoor dat
het kon groeien en zich ontwikkelen?
Het graan bracht de akkerbouw met zich
mee, datgene wat in het Latijn aangeduid wordt met ‘cultura’.
Historische bronnen wijzen erop dat het eerste graan tijdens de Perzische
cultuurperiode werd verbouwd, omstreeks 8000 voor Christus.
Tegenwoordig
gebeuren de ontdekkingen in laboratoria en op proefvelden van wetenschappelijke
onderzoekcentra. Hoe anders was dat in vroegere tijden! Toen waren het de
priesters die vanuit de mysterieplaatsen nieuwe impulsen tot een verdere
ontwikkeling gaven. Het gewone volk had geen toegang tot deze
inwijdingsplaatsen, vandaar de naam ‘mysteriën’. De hoogste ingewijde van de
Perzische cultuur was Zarathoestra. Als leider van de
mensheid van zijn tijd, ontving hij zijn inspiraties van de goddelijke machten
die zich met de voortschrijdende ontwikkeling hadden verbonden. De aarde was
gedurende haar ontwikkeling steeds vaster geworden. Opdat de aarde vruchten en
granen als voedsel voor de mens zou kunnen voortbrengen, moesten soorten
gekweekt worden die een rijke oogst opleverden. Ook moest de harde aardkorst
worden omgeploegd. Dit alles was noodzakelijk voor een verdere ontwikkeling van
de mensheid. Het eerste ploegen en zaaien van het jaar was een plechtig
gebeuren. Met een vergulde ploeg trok de priester de eerste voor, daarna zaaide
hij de tarwe. Een zonnecultuur bloeide op. In de stralende zon werd de hoogste
godheid Ahoera Mazda vereerd. Hoe groot de
draagwijdte van het ontstaan van de graanteelt in de Perzische cultuur was,
spreekt uit de woorden van de Avesta, het Oudperzische
Heilige boek. Uit het derde hoofdstuk van de Vidaevat,
het Wetboek:
Zarathoestra spreekt:
‘O schepper van de stoffelijke wereld,
hooggeëerde.
Waar is het ten derde het aangenaamst
op aarde?’
Toen antwoorde Ahoera
Mazda:
Waarlijk, waar men het meest, o Zarathoestra, door te
zaaien graangewassen en grassen en
bomen met eetbare
vruchten laat groeien, waar men watr nar de woestijn laat
vloeiien. Geen blijdschap vervult de aarde, zolang ze niet
beploegd wordt, zij die door de
ploeger geploegd moet worden.
Zo ook niet de welgeschapen vrouw die
lang kinderloos
blijft en daarom weldaden van haar man
verlangt.
Hij die de aarde bewerkt, o, Zarathoestra, met de linkerarm
en de rechterarm, met de rechter en de
linker, hij brengt
voort, zoals een liefhebbende man zijn
geliefde vrouw een
zoon of andere opbrengst schenkt…’
‘O schepper van de stoffelijke wereld,
hooggeëerde, wat is
het wezen van de Mazdaznan-religie?’
‘Geen van degenen die niet eten, is
bekwaam de machtige
daden der rechtschapenheid te
volbrengen, noch het krachtige
werk op de akker uit te voeren, noch
het machtige bezit
van zonen te kennen.
Door te eten leeft de ganse
stoffelijke wereld, door niet te eten
sterft zij.
Wie koren zaait, zaait het goede. Hij
voedt en verbreidt de
zonnecultus. Als de mens zich met
koren voedt, dan leeft
de gehele stoffelijke wereld.’
In de Avesta wordt
verteld over de Deva’s, de gevallen lichtgeesten,
die slechts de duisternis dienen. Zij
waren de eersten
die het verschijnen van het koren waanamen:
‘Toen het graan
geschapen werd, trokken de Deva’s zich geschrokken in
de hoogte terug. Als het ontsproot, gaven ze de moed op. Als de knopen van de
halmen zichtbaar werden, huilden de geesten. En als de aar tevoorschijn kwam,
vluchtten zij weg.’
Verder wordt over
hen gezegd:
‘Gedijt het koren
rijkelijk, dan is het voor de Deva’s alsof er
gloeiend ijzer in hun mond
omgedraaid wordt.’
De geschiedenis
van Tarwe
In de oud
Perzische tijd werd wat de granen betreft de voorkeur gegeven aan tarwe. De
religie van deze hoog ontwikkelde cultuur was een zonnereligie. Ze gaat terug
op de ingewijde en priester-koning Zarathoestra, die
in de zon een hoog geestelijk wezen Ahoera Mazda
vereerde. Deze godheid schonk hem de tarwe. In de Mazdaznan-voedingsleer,
die probeert aan te knopen bij de oude leer van Zarathoestra,
wordt de tarwe als hoogste product van de graanteelt geprezen.
Tijdens de
Perzische cultuurtijd wisten de mensen nog dat de kosmische krachten in hem
verder werken. ‘Dit leert Zarathoestra aan zijn
leerlingen: Gij eet de vruchten van het veld. Ze zijn door de zon beschenen,
maar in de zon leeft het hoge geesteswezen. Vanuit de kosmos, van buitenaf,
komt de kracht van het hoge geesteswezen met de stralen in de vruchten van het
veld. Gij eet de vruchten van het veld, datgene wat in uzelf de stof opwekt.
Laat u vervullen met de krachten van de zon; de zon gaat in u op als gij de
vruchten van het veld geniet. Doe dat op heel plechtige momenten, en op
bijzonder plechtige tijden iets wat bereid is uit de vruchten van het veld.
Mediteer daarover, hoe de zon daarbinnen is, mediteer tot het stukje brood voor
u stralend wordt, en gij ervan geniet, wees dan hiervan bewust: vanuit het
wijde wereldtal is de geest van de zon in u komen wonen en in u levend
geworden.
Ook in het oude
Egypte werd voornamelijk tarwe geteeld. Eveneens werd daar onder Echnaton de hoogste godheid als een geestelijk zonnewezen
vereerd. In de Golf van Morbihan bij Lacmariaquer in Bretagne heeft men in een stenen ruimte uit
de Keltische tijd korenaren als zonnesymbool gevonden. Achter in de ruimte is
een soort altaar. Daarachter verheft zich een stenen wand waarop korenaar naast
korenaar is gegrift rondom een tronende zon. Een compositie die een ‘zonne-wereldstemming’uitstraalt. Op een andere wand is een ploeg
gekrast. Tijdens de Romeinse cultuur speelde tarwe een grote rol. Zo weten we
dat de Romeinse legioensoldaat als dagrantsoen 820 gram tarwe kreeg. Iedere
cohort voerde een molen mee, zodat een deel van het graan als brood en een deel
als pap kon worden gegeten.
Men zegt dat tarwe
het graan bij uitstek is voor de intellectueel. Dat is zo, maar ook aan de
ledematen schenkt zij kracht. Uiteraard niet in die mate als rogge, en niet zo
aanwakkerend en impulserend als haver. Maar we mogen niet vergeten dat de
Romeinse legioensoldaat met zijn tarwevoeding bijna de hele toen bekende wereld
veroverde en daarbij geweldige afstanden aflegde.
De lichtdragende
tarwe is geschikt om impulsen te geven voor de opbouw voor ons zenuwstelsel.
De tarwe teelt in
onze tijd: Tegenwoordig wordt
tarwe over de hele wereld verbouwd. Zaaien en oogsten volgen de baan van de zon
door de seizoenen heen. Daardoor wordt er altijd ergens op aarde tarwe geoogst.
Tarwesoorten
Tezamen met gerst
behoort tarwe tot de oudste graangewassen. We onderscheiden drie soorten: eenkoren, tweekoren en spelt. Met moderne methoden uit de
plantkunde heeft men vastgesteld dat deze variëteiten zich door een interessant
verschil in het aantal chromosomen in de celkern van elkaar onderscheiden. Het eenkoren heeft er 14, het tweekoren 28, en spelt 42.
Interessant is dat hier ook het zevenvoudige ritme verschijnt.
Spelt
Spelt is het
eigenlijke Alemannische graangewas. Het bleef beperkt
tot de Zwitswers-Zwäbische streken omdat het van een
kalkhoudende bodem houdt, zoals in de Zwitserse en Frankische Jura en de Schwäbische Alp. Plaatsnamen zoals Dinkels-bühl, of Dinckelacker getuigen
van deze voorkeur. (‘Dinkel’ is de Duitse naam voor spelt). Men noemde het ook
‘Zwabenkoren’. In 1930 werd in Württemburg nog
evenveel spelt als gewone tarwe geteeld. Tegenwoordig wordt het in Frankenland
nog slechts aangeplant voor het telen van groene spelt. In Zwitserland wordt
nog ongeveer vierduizend hectare met spelt beplant, dat wil zeggen 4% van het
graan dat voor het brood bestemd is.
Waarom is de
speltteelt zo teruggelopen? De oogst is wisselend, bovendien is het graan niet
goed bestand tegen het gebruik van kunstmest. Het schiet dan door in de lengte
en wordt gemakkelijk bij weersomstandigheden neergeslagen. Ook heeft het
oorspronkelijke eigenschappendoor alle teelten heen bewaard die om zorgvuldig
oogsten en verwerken vragen.
Rijst
Ook rijst staat
sterk onder invloed van de zon. Maar dit graangewas is ook innig verbonden met
de maankrachten. De rijstplant groeit namelijk in het water, het element dat
door de maan wordt bewogen: eb en vloed wisselen elkaar af volgens het ritme
van de maan. Zo worden al de jonge rijstplanten door het aan- en afvloeiende
water omspoeld.
Over het algemeen
wordt aangenomen dat de oorsprong van de rijstcultuur in India en het
zuidoostelijke deel van Azië ligt en van daaruit doordrong tot China. De oudste
vondsten in het dal van de Jang Tse Kiang dateren van 4000 voor Christus.
Omdat men gewaar
werd dat de kosmische ritmen de plantengroei beïnvloeden, betrok men de
maangestalten en de sterrenconstellaties in al het handelen. De rijstoogst
bepaalde het wel en wee van de Aziatische mens. Als in de gevreesde jaren het
waterniveau van wege de droogte voortijdig daalde, de rijstplanten bruin werden
en verwelkten en de aren naar beneden hingen, dan betekende dat hongersnood,
ziekte, uitputting en dood. De rijstoogst bepaalde het lot van de mens, een lot
dat de mens ontving uit de handen van de godheid. Daarom was de rijst een
heilige plant, een geschenk van de goden.
De nauwe band
tussen rijstplant en water drukt zich uit in de werking van de rijstvoeding op de
mens. Het weefselvocht wordt door dit graan op gang gebracht en de
vloeistofuitscheiding wordt gestimuleerd. Van deze eigenschap maakt men gebruik
bij stuwingen in de weefsels, bij storingen in de bloedsomloop, en zwakke
nieren. Een rijstdieet werkt hierbij buitengewoon gunstig.
Gerst
Gerst is naast
tarwe het oudste graangewas. Tevergeefs zoeken we naar de oorsprong van haar
cultuur. Tijdens de vroege ontwikkeling van de mensheid bestonden er nog geen
documenten of overblijfselen die als overlevering zouden kunnen dienen.
Gerst is een wereldwijd verbreide
graansoort. Ze gedijt zowel in tropische gebieden, zoals Arabié,
Abessinié, zelfs tot aan de 70e
breedtegraad in Noorwegen, maar ook in het bergland, zoals in de Alpen tot op
1900 meter, in de Kaukasus tot op 2700 meter, in Tibet tot op 4646 meter en in Kindukush tot op 3050 meter.
In het oude Rome
kregen de gladiatoren overwegend gerst te eten. Ze werden de ‘hordearii’of de ‘gerstemannen’ge noemd. Ook van hen verwachtte men kracht, moed en
uithoudingsvermogen. Behalve naar kracht in de strijd streefden de Grieken ook
nog naar een andere eigenshap: activiteit in het
denken. Tijdens de Trojaanse oorlog was het de schranderheid van de sluwe
Odysseus die een beslissende rol speelde.
In de filosofenscholen hechte men veel
belang aan de voedingsvoorschriften. Plato noemde gerst en tarwe als basis voor
de voeding in zij ideale staat. De school van Pythagoras kende een strenge
voedingsleer. Het ontwikkelen van de wiskundige stellingen eiste grootste
concentratie en wakkerheid. Eiwithoudende voedingsmiddelen zoals vlees en
peulvruchten, waren evenals alcohol uit den boze. Ook hier was gerst de
basisvoeding. Voedingsonderzoeken hebben uitgewezen dat gerst wakker en actief
denken mogelijk maakt.
Bij
voedingsexperimenten bij Demeter met gerst noemden bijna alle proefpersonen als
eerste indruk een opvallend helder hoofd, wakkere zintuigen en een verhoogde
concentratievermogen. Ook lichamelijk voelden de ‘gersteters’zich
gesterkt. De gebruikelijke loomheid na de maaltijd trad niet op.
Dat gerst het bindweefsel en de
gewrichtsbanden versterkt, zoals uit onze overwegingen blijkt, kan natuurlijk
niet door experimenten worden bewezen. In ieder geval is het aan te bevelen om
gerst op het menu te zetten om de reeds bij kinderen en jongeren veel
optredende zwakte van de gewrichtsbanden te voorkomen.
Dankzij haar slijmvorming kan gerst
een rol spelen in de dieetkeuken. Het slijm behoudt alle werkingen van de
gerst.
Reeds door de Griekse arts Hippocrates
werd gerst als geneesmiddel aanbevolen in de vorm van een graanaftreksel, het
zogenaamde ptisane. In de vroege Middeleeuwen werd
gerst als medicijn vermeld in de geneesmiddelenleer van de abdis Hildegard von Bingen (1098-1179). Ook in andere Duitse farmacopees
wordt gerst ter behandeling van uit- en inwendige kwalen aanbevolen. Zo
schrijft Lonicerus in 1564: ‘Gerst is een gezonde,
krachtige vrucht voor spijs en drank. Zij groeit zoals spelt, heeft scherpe
baarden en een bleekgele kleur. Gerst is koud en droog in een andere graad. Zij
wordt voor vele dingen gebruikt, maar vooral om te verkoelen. Men bereidt uit
gerst polenta: neem gerst en maal die, maar niet te fijn. Kook dit grof meel in
water. Dit gekookte water werkt genezend bij verkoudheid. Men moet het altijd
lauw of warm, dus niet koud gebruiken.
De gunstige
invloed van gerst beperkt zich niet tot het darm en maaggebied. Ook op het
ontstoken slijmvlies van de luchtpijptakken en keelholte werkt gersteslijm
weldadig en verzachtend. In Engeland kent men het zogenaamde ‘Barley-water’, een aftreksel van gerst, als een waardevol
volksgeneesmiddel, namelijk de verkoelende werking van hitte en koorts. Dat kan
van betekenis zijn bij tbc. Bovendien ondersteunen de kiezelprocessen van gerst
de vormkracht in de longen. Ook is in onze tijd gebleken dat de raad van Lonicerus om een aftreksel van gerst met venkel te drinken
om de vorming van moedermelk te stimuleren, heel goed is.
Gierst
Het gierstzaadje
is het kleinste maar ook het hardste van alle graankorrels. Het wordt omgeven
door een kiezeldop die eraf moet worden gehaald, want deze is voor de mens
onverteerbaar. Toch is gepelde gierst een volkoren product.
Gerst wordt in
onze streken nog nauwelijks verbouwd. Tot de negentiende eeuw was dat anders.
In die tijd werd gierst naast gerst, boekweit en haver graag tot pap verwerkt.
Duitse plaatsnamen als Hirsenlanden, Hirsau, en Hirsingen, en familienmen als Hirskorn, Hirsenegger, en Hirsinger
herinneren aan de vroergere gierstteelt. (Hirse= gierst-vertaalt).
Ook oude gebruiken
getuigen van de plaats die gierst in het bewustzijn van de mens innam. Zij gold
als symbool voor de vlijt. Daarom werden er op de trouwdag gierstkorrels in de
schoenen van de bruid gedaan. Het bruidspaar werd tevens met gierstkorrels als
symbool voor vruchtbaarheid bestrooid. Dit gebruik ging terug op een oude
mythe: Holda, godin van de liefde en vruchtbaarheid,
woonde in Hirchberg.
Het oudste
document dat over de kolfgierst spreekt bevindt zich in China. In een verordering van keizerShen-Nung,
ongeveer 2800 jaar voor Christus, worden de vijf planten genoemd die voor de
Chinezen heilig waren: rijst, kolfgierst, kafferkoren, tarwe en de sojaboon.
Gierstkorrels
werden in Europese paalwoningen uit de steen en bronstijd ontdekt. Ook in de
oude Egyptische tijd van vóór de dynastieën werden ze aangetroffen. De Galliërs
verbouwden volgens Maurizio hoofdzakelijk gierst. Ook
bij de germanen was gierst erg geliefd, maar werd
later door haver verdrongen. In de Middeleeuwen was gierst sterk verbreid in
Duitsland, Rusland en Polen. Ze wer met stampers van
het kaf ontdaan en op de haard of in de oven gedroogd.
De wereldproductie
van gierst ligt hoger dan die van haver en rogge, maar lager dan die van tarwe,
maïs en rijst. De grootste gierstproducenten zijn: de verenigde Staten van
Amerika, India, Rusland, Nigeria en enkele andere Afrikaanse staten.
Het wezen van
gierst is bepaal.ddoor het kiezel en de warmte. De
oude artsen zouden zeggen: Gierst is droog en warm. Kinderen hebben vaak een instictieve voorliefde voor gierst. Zij leven immers sterk
met hun zintuigen en verlangen voedsel dat de zintuigen steunt.
De dreigende
ziekten van onze tijd – sclerose, degeneratie van het celweefsel met
afzettingen en carcinoom- berusten op een ‘verstarring’ten
gevolge van een gebrekkige warmtedoorstroming in het organisme. Anders was het
gesteld met de dodelijke ziekten ten tijde van onze voorouders: pest, tyfus of
cholera gingen juist met hoge koorts gepaard.
Het is typisch
voor kankerpatiënten dat ze heel moeilijk koorts krijgen. Overwarme
baden gelden bij carcinoom als een beproefd geneesmiddel, ook met de
maretakbehandeling hoopt de therapeut temperatuurverhoging te bewerkstelligen.
Gierst activeert
de stofwisseling en verwarmt ons inwendig. Dit effect is reeds vanouds bekend.
Er bestaat een oude zegenspreuk van de abt Ekkehard
uit het klooster te Sankt Gallen: ‘Moge gierst u geen koorts en hitte
brengen.’Vroeger was men bevreesd voor deze werking. Tegenwoordig is deze
warmteontwikkeling een weldaad; een opwekking van koorts door het eten van
gierst vormt voor de hedendaagse mens geen bedreiging meer. Zo kunnen we de
oude spreuk aanpassen en zeggen: Moge gierst u warmte brengen – het beste
middel om beschavingsziekten te voorkomen!
Rogge
Rogge stelt minder
eisen aan de bodem dan tarwe. Zij is sneller tevreden en kan in schrale streken
worden verbouwd waar tarwe niet meer gedijt. Dat geldt in het bijzonder voor hoogelegen gebieden. In het Duitse middengebergte treffen
we rogge aan tot 900 meter hoogte, in de Alpen groeit zij tot 1400 meter en in
de omgeving van de Matterhorn zelfs tot 2100 meter. Het is echt berggraan.
Zoals ook andere granen is ook rogge een geschenk van de godheid Demeter, en
heeft zijn oorsprong in het verzonken Atlantis. Terwijl gierst langs Zuidelijke
wegen haar bestemming bereikte, werden rogge en haver naar de noordelijke
gebieden gebracht waar ze werden verbouwd. De teeltwijze was toen helemaal
anders. De aarde was in die tijd nog vitaler en plastischer dan in latere
tijden en hoefde niet geploegd te worden. Ook bezaten de mensen het vermogen om
de plantengroei ‘magisch’ te beïnvloeden. Ze waren in staat om telkens opnieuw
wilde soorten tot graan te veredelen. Deze kracht verdween in de na-Atlantische
tijd. Rogge voelde zich thuis in een berglandschap met een eenvoudige
bodemgesteldheid, zoals wee die in Noord- en Oost-Europa aantrefffen.
Hier woonden de Kelten en de Slaven. Voor deze sterke volksstammen was rogge de
gepaste voeding. De Romeinen hielden geenzins van het
krachtige roggevoeding van de ‘barbaren’, zij gaven de voorkeur aan de lichtere
tarwe.
De wortelkrachten
werken op de processen in het menselijk hoofd, op het zenuw-zintuigstelsel.
Deze werking is eigen aan alle graansoorten, maar treedt vooral op bij tarwe,
gerst, en bovenal rogge. Ervaringen leerden dat gerst de mens het meest wakker
maakt; rogge verbindt dit effect met het stimuleren van de vormkrachten. Ook
die gaan uit van het hoofd. De mineralisatie zet zich voort tot in het skelet
en de gewrichten. Zo kan graan als rogge, dat door zijn stabiliteit indruk op
ons maakt, ons aanzetten om rechtop te lopen, onze houding te verzorgen.
Rogge onderscheid
zich van alle andere graansoorten. Kalium is de stof die een gunstige werking
uitoefent op de lever. Het gaat hier om zijn werking op de lever, die voortkomt
uit zijn hoge kaliumgehalte.
Haver
Elk van onze
graansoorten heeft een bijzondere relatie tot de klimatologische
omstandigheden. Zo gedijt haver het beste in het zeeklimaat van de noordelijke
gebieden van Europa. Hier heerst de golfstroom, deze mysterieuze stroom in de
oceaan. Zonder de nederzettingen en een landbouw- en levenscultuur zoals
wij ze kennen niet mogelijk zijn.
De Golfstroom
maakt van onze landen een ‘milde kas’, een licht verwarmde, goed vochtige
moestuin. Het is niet toevallig dat haver juist in dit gebied thuishoort. Naast
zijn verwantschap met de vochtige koelte, draagt zij een vurige element in
zich, waardoor zij het geschikte voedsel is voor de onrustige, eeuwig naar
daden hunkerende bewoners van deze streken. In de Duitse taal bestaat een
uitdrukking die
zegt dat de haver zo iemand prikkelt.
Door het eten van
haver zijn we in staat tot grotere lichamelijke inspanningen Dat is al vanouds
bekend. Maar werd nog eens bevestigd door een groot aantal onderzoeken. Volgens
deze resultaten bestaat de betere lichaelijke
conditie uit een verhoogd uithoudingsvermogen, minder snel optredende
vermoeidheid en grotere weerstand bij moeilijke klimatologische invloeden.
Ook bij langdurige
sportprestaties bewees haver, in de vorm van met melk of vruchtensap gemengd
haverslijm of als vlokkendrank, zijn gunstige werking. In verschillende
rapporten is men het er over eens dat de havermaaltijden de maag niet belasten
die eveneens het prestatievermogen verhogen. en dat ook na langere tijd noch
oververzadiging, noch zelfs tegenzin optrad. Het prestatiebevorderende effect
van de haver kost berust op een directe inwerking op het spierstelsel. Het
organisme is in staat om het zetmeel in de haver in direct bruikbare en
opneembare bestanddelen af te breken. Daarbij komen dan nog de hoogwaardige
eiwitverbindingen en mineralen in vergelijking met andere granen leeft er in
haver een uitzonderlijk opbouwend, versterkend element. Bij rijst treft men dit
ook aan, maar dan zonder de aanwakkerende component.
Evenals rijst
steunt haver de ontwikkeling van ons bewustzijn slechts in geringere mate dan
tarwe, rogge of gerst. Daarom is het verkeerd wanneer men zich tot haver
beperkt. Maar haver gerechten kunnen helpen als iemand niet voldoende kracht
heeft voor zijn dagelijkse werk en de stimulans hiertoe ontbreekt. Haver
beïnvloed immers het levens- en gewaarwordinggebied van het menselijk
organisme.
Ook gaat van haver
een gunstige werking uit bij eiwittekorten in streken waar hongersnood heerst. Door
een havermout dieet wordt de cholesterolwaarde in het bloed lager. Sinds het
begin van deze eeuw worden haverkuren bij suikerziekte met succes toegepast.
Gedurende perioden van drie tot vier dagen bestaat het dagelijkse dieet
uit 250 gram havermeel, dan volgt een groentedag. Haver vermindert hier een oververzuring van het bloed (acidose) ook vermindert
bij dit dieet de suikerafscheiding in de urine en de oversuikering
van het bloed. Deze anti-diabetische werking van haver treedt op dank zij haar
gehalte aan fructose en de activering van de insulineproductie van de
alvleesklier. Tegenwoordig is het gebruik van haver bij de diabetesbehandeling
op de achtergrond geraakt. Het is hoog tijd dat hieraan weer aandacht wordt
geschonken.
Graag maakt men
gebruik van haverschuim bij maag- en darmcatarre. En terecht! Het gersteslijm
mag men echter evenmin vergeten, dat bij het genezen van ontstekingsprocessen
nog werkzamer is dan haver. Verder dient nog vermeld dat haver gunstig werkt
bij tandcariës. Haver heeft een activerend en opmonterend effect op onze
stemming. Van deze eigenschap kan men gebruik maken bij kinderen en volwassenen
die lijden aan lusteloosheid en depressies.
Tijdens de grote
culturen van het oude oosten zoals in Egypte, Babylonië en Assyrië, evenals in
het Verre Oosten, was haver onbekend. De klimatologische omstandigheden waren
daar ongunstig voor de haverteelt. Net als bij andere granen, moeten we om de
oorsprong van de haver ontdekken teruggaan tot het verzonken continent
Atlantis. Daar was het een van de zeven geschenken van Demeter. Toen de
vluchtelingenstroom oostwaarts trok, werd de haver op de noordelijke weg
meegenomen en in een voor haar gunstig klimaat verbouwd.
In de vroegste
tijden van de menselijke ontwikkeling leidden priesters de zeden en gewoonten
van de mens, ook hun voeding. In de noordelijken streken vaan Europa, vooral op
het schiereiland Jutland., bepaalden de Nerthus-mysteriën
de leefwijze van de volkeren. De godin Nertho, naar
wie de mysterieplaatsen werden vernoemd, was een vruchtbaarheidsgodin, verwant
met de Griekse Demeter. Ook de menselijke voortplanting en het geboorteverloop
behoorden tot haar domein. In de nerthus-mysteriën
werden deze in een goddelijke ordening opgenomen en heilig gehouden. Dit alles
was streng gebonden aan het jaarverloop. Tijdens de periode van volle maan, bij
het begin van de lente – en uitsluitend dan- hadden tijdens cultische
handelingen, die door de priesters werden geleid, de concepties plaats. Al daene was bedoeld om tot welzijn van de stammen van deze
jonge en vitale volkeren bij te dragen. Dat gebeurde in alle kuisheid, Caesar
was diep onder de indruk van de hoge seksuele moraal van de Germanen.
Door de
noordelijke wouden trok geen Pythagoras die er naar streefde om wiskundige
stellingen te ontwikkelen. In plaats daarvan ontwikkelden de Germanen een
geweldige lichaamskracht, maar ook een krachtige gewaarwordingsziel. Ze waren
een jong volk, vol ongebreidelde daadkracht. Welk graan past bij zulke
mensen? Het zal iedereen duidelijk zijn dat het de haver is. Zij schonk de
jeugdkrachten die in het Nerthus-mysteriën werd
behoed, maar zette ook de rusteloze volkeren van het noorden telkens weer aan
om hun overgeërfde woonplaatsen te verlaten en de wijde wereld in te trekken.
Deze volksverhuizingen duren voort tot in onze tijd en ze zullen voortduren
zolang de haver groeit. Of zolang de Golfstroom onze kusten gespoeld.
Maïs
Mais komt
oorspronkelijk uit Midden-Amerika waar het gewas door de oorspronkelijke
bewoners veredeld werd tot grotere, voedzamere kolven. Zij zochten steeds de
beste, lekkerste, grootste kolven uit om de maïs mee voort te planten.
Waarschijnlijk zijn ze ooit begonnen met de teosinte,
een klein grasplantje. Columbus, die in 1492 Amerika 'ontdekte' heeft de
maïsplant meegenomen naar Spanje waar het gewas direct goed gedijde. Voor het
koudere klimaat hebben de Europeanen de maïs zelf verder veredeld waarna de
plant het in koudere gebieden ook steeds beter ging doen.
Bloeiwijze
Bij mais zijn de
vrouwelijke en mannelijke bloemen van elkaar gescheiden, maar wel op dezelfde
plant. Aan de top van de plant zitten in de pluim de mannelijke bloemen.
Ongeveer halverwege de plant zitten in de oksels van de bladeren één of meer
kolven bestaande uit de vrouwelijke bloemen.
Veredeling
Maïs is een windbestuiver. Vroeger bestonden de rassen uit zogenaamde
open bestoven rassen. Tegenwoordig zijn bijna alle maïsrassen hybriden.
Afhankelijk van de opbouw wordt gesproken van enkelvoudige (opgebouwd uit twee
inteeltlijnen), drieweg (drie inteeltlijnen) of vierweg (vier inteeltlijnen)
hybriden. Door maïsplanten via zelfbestuiving in te telen worden inteeltlijnen
verkregen. Als deze inteeltlijnen in specifieke combinaties elkaar bestuiven
ontstaan beter groeiende en hoger opbrengende planten. Dit effect noemen we
"heterosis". Kruisbestuiving wordt
verkregen door de moederplanten te ontpluimen.
Toepassingen
Maïs wordt op
verschillende manieren als voedsel gebruikt:
Maïsmeel wordt onder andere gebruikt om tortilla's en maïsbrood te maken.
Van maïsmeel kan ook een maïspap worden gemaakt die bekend staat onder de namen
als polenta (Italië), mămăligă
(Oost-Europa), funchi (Caraïben), fufu
(Afrika) en farina (Noord-Amerika).
Ook cornflakes worden van maïs gemaakt.
Maïszetmeel wordt in de vorm van maïzena gebruikt als bindmiddel voor sauzen,
soepen of pap.
Maïsgluten is een
restproduct dat ontstaat bij de zetmeelwinning uit korrelmaïs en is zeer
eiwitrijk. Maïsgluten wordt als veevoer voor onder andere runderen gebruikt.
Gebroken maïskorrels worden als zetmeelbron gebruikt bij de bierbereiding. Door
de lage hoeveelheid gluten in maïsmeel is het echter niet geschikt om te laten
rijzen als brood.
Maïsolie wordt
gebruikt als tafelolie.
Maïsbier wordt (oa) in Afrika gemaakt. Men maakt een maïspap waaraan
speeksel toegevoegd wordt. De enzymen in het speeksel zetten het aanwezige
zetmeel om in gluten/suikers die na een paar dagen gisten worden omgezet in
alcohol.
In de VS wordt
maïs ook gebruikt om whisky van te maken. De traditionele Bourbon moet minimaal
51% maïs bevatten, maar meestal is dat zo'n 70%.
Pofmaïs wordt
gebakken op de pan en verandert in popcorn, doordat het vocht in de korrel bij
verhitting uitzet. Pofmaïs is een speciaal maïstype dat veel vocht in de korrel
vasthoudt.
Daarnaast wordt
maïs gebruikt als grondstof voor biobrandstof zoals bio-ethanol en biodiesel.
Ook wordt maïs gebruikt bij vergisting voor de productie van biogas.
Steiner's cultuurperioden:
1. Oude Saturnus
2. Oude Zon
3. Oude Maan
4. Aarde met de volgende fasen:
4.1. Polair;
4.2. Hyperborea;
4.3. Lemurië;
4.4. Atlantis;
4.4.1. Oer-Indische cultuurperiode;
4.4.2. Oer-Perzische cultuurperiode;
4.4.3. Egyptisch-Babylonische
cultuurperiode;
4.4.4. Grieks-Romeinse cultuurperiode;
4.4.5. Vijfde
na-Atlantische cultuurperiode (heden).
4.4.6. En verder in de toekomst:
Russische cultuurperiode;
4.4.7. Chinese cultuurperiode
Bronnen:
Mazdaznan Nederland
Rudolf Hauska
‘Voeding’
Rudolf Steiner
www.universelevrede.nl
Auteur Antoinette Meesters